Bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurdersaansprakelijkheid

Bestuurders van rechtspersonen (bv. NV’s en BV’s) kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld indien aannemelijk is dat het niet-betalen van een belastingschuld is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. Ook indien de bestuurder van een vennootschap een andere vennootschap is, kunnen de bestuurders van die vennootschap hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. Van essentieel belang bij de bestuurdersaansprakelijkheid is de verplichting die het lichaam heeft om “betalingsonmacht” onmiddellijk te melden bij de belastingdienst.

Voor welke belastingen?
Een bestuurder kan aansprakelijk worden gesteld voor openstaande schulden betreffende:

  • loonheffingen
    (de loonbelasting, de premie volksverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en de premies werknemersverzekeringen)
  • omzetbelasting,
  • accijns,
  • bijdragen aan een bedrijfspensioenfonds; en
  • een aantal andere verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruim- en snuiftabak, een aantal belastingen vermeld in art. 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag, de kansspelbelasting

Onderworpen aan de vennootschapsbelasting
De bestuurders kunnen alleen aansprakelijk worden gesteld, indien het lichaam (bv. nv of bv) is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting. Het is niet van belang of daadwerkelijk vennootschapsbelasting moet worden voldaan. Doorslaggevend is of het lichaam aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen.

Wie wordt als bestuurder aangemerkt?
Voor de bestuurdersaansprakelijkheid kan in de eerste plaats de bestuurder in formele zin aansprakelijk worden gesteld. Daarnaast wordt iedereen als bestuurder aangemerkt die het beleid van het lichaam – mede – heeft bepaald alsof hij bestuurder is. Dit kunnen naast de formele bestuurders dus ook anderen zijn, mits de persoon in kwestie zich ook daadwerkelijk heeft gedragen alsof hij bestuurder was.

Banken, commissarissen die binnen hun statutaire bevoegdheden hebben gehandeld en externe adviseurs e.d. kunnen eventueel ook een beleidsbepalende invloed uitoefenen, maar worden niet aangemerkt als bestuurders.

De voormalig bestuurder tijdens wiens bestuur de schuld is ontstaan, wordt ook als bestuurder aangemerkt en kan aansprakelijk worden gesteld. De door de rechter benoemde bewindvoerder, vereffenaar of curator worden niet als bestuurder aangemerkt.

Een nieuwe bestuurder is in beginsel aansprakelijk voor de schulden die bij zijn in functie treden al (formeel) zijn vastgesteld. Hij zal zijn aansprakelijkheid echter betrekkelijk eenvoudig kunnen weerleggen als hij geen bemoeienis heeft gehad met het onbehoorlijk bestuur dat heeft plaatsgevonden in de periode voorafgaand aan zijn benoeming als bestuurder.

Verplichte schriftelijke melding betalingsonmacht
De melding van de betalingsonmacht moet in alle gevallen schriftelijk plaatsvinden. De wijze waarop moet worden gemeld is vormvrij. De betalingsonmacht kan onder andere worden gemeld met behulp van een speciaal meldingsformulier (PDF download of webformulier op het persoonlijk domein bij de belastingdienst).

Essentieel is de melding van betalingsonmacht. De meldingsplicht hangt samen met of en in hoeverre er verweer tegen de aansprakelijkstelling mogelijk is.

De betalingsonmacht moet uiterlijk zijn gemeld twee weken nadat betaling van de verschuldigde loonheffingen had moeten plaatsvinden.

Voor een naheffingsaanslag moet de betalingsonmacht uiterlijk twee weken na de vervaldag van de aanslag worden gemeld. De melding van de betalingsonmacht voor een naheffingsaanslag is echter alleen mogelijk voor zover de naheffingsaanslag niet aan opzet of grove schuld van het lichaam te wijten is. Als de naheffingsaanslag is opgelegd op grond van feiten of omstandigheden die al in de aangiftefase bekend waren, is melding van de betalingsonmacht in de naheffingsfase niet meer mogelijk.

Behalve de aanduiding van de schuld waarvoor de melding van de betalingsonmacht plaatsvindt, moet inzicht worden verschaft in de oorzaken die hebben geleid tot de betalingsonmacht. De melding moet plaatsvinden door het lichaam zelf of door één of meer bestuurders. Het niet of niet tijdig verstrekken van deze nadere gegevens heeft niet-rechtsgeldigheid van de melding tot gevolg. De Belastingdienst hoeft u van de melding geen ontvangstbevestiging te zenden. Het risico van niet-ontvangst is voor de bestuurders van het lichaam.

Onder het begrip betalingsonmacht moet worden verstaan de omstandigheid dat de belastingplichtige voor zijn bovengenoemde belastingen:

  • onvoldoende liquide middelen heeft om die te voldoen;
  • tijdelijk te weinig liquide middelen heeft die te voldoen en hij de redelijke verwachting heeft dat hij die verplichting alsnog zal nakomen;
  • wel voldoende liquide middelen heeft om die te voldoen, maar hij deze daarvoor niet aanwendt in verband met zijn overige opeisbare betalingsverplichtingen.

Gevolgen tijdige melding
Als de melding van de betalingsonmacht tijdig en volledig is, kunnen de bestuurders alleen aansprakelijk worden gesteld als de niet-betaling het gevolg is van hun kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaar voorafgaande aan het tijdstip van de melding. Bij een tijdige en volledige melding ligt de bewijslast met betrekking tot het onbehoorlijk bestuur bij de Belastingdienst.

Gevolgen bij niet, te laat of onvolledig melden
Als niet, te laat of onvolledig aan de meldingsplicht wordt voldaan, treedt een wettelijk vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur in werking. Dit vermoeden kan de bestuurder alleen weerleggen als hij aannemelijk maakt dat het verzuim met betrekking tot de meldingsplicht niet aan hem is te wijten.

De voormalige bestuurders hoeven niet aannemelijk te maken, dat het verzuim met betrekking tot de meldingsplicht niet aan hem te wijten is. Hij kan als gewezen bestuurder de betalingsonmacht niet langer melden. Het kennelijk onbehoorlijk bestuur is dan direct weerlegd.

De bestuurders kunnen aansprakelijk worden gesteld voor het kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is gebleven met de melding van de betalingsonmacht.

Als de meldingstermijn op of na de faillissementsdatum van het lichaam afloopt, hoeft de betalingsonmacht niet meer te worden gemeld of nader te worden toegelicht als de ontvanger voor het faillissement daarom heeft gevraagd. De ontvanger heeft in dat geval bij aansprakelijkstelling een bewijslast alsof rechtsgeldig is gemeld.

Geldigheidsduur van de melding
De melding van betalingsonmacht met betrekking tot de schuld over een bepaald tijdvak geldt ook voor de daaropvolgende tijdvakken. Bij een voortdurende betalingsonmacht hoeft dit dus niet telkens opnieuw te worden gemeld. De betalingsonmacht eindigt in beginsel pas vanaf het tijdstip waarop de naheffingsaanslagen waarvoor de betalingsonmacht is gemeld, zijn betaald. Dat is alleen anders als de ontvanger meent dat er feitelijk geen sprake meer is van betalingsonmacht omdat de afdracht op aangifte weer is hervat. De meldingsplicht herleeft dan weer, maar alleen als de ontvanger het lichaam daarvan tijdig en schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Wilt u meer weten over de bestuurdersaansprakelijkheid en wat wij daarin voor u kunnen betekenen, laat dan hier uw gegevens achter of neem direct contact op met:

mr. L.J. Bouwer
Administratie- en Adviesburo Bouwer BV
Telefoon: 078-6393777

[contact-form-7 id=”254″ title=”Contact”]

lbouwer