Belastingplannen Prinsjesdag 2018

Belastingplannen Prinsjesdag 2018

Het Register Belastingadviseurs (RB), de beroepsvereniging van fiscalisten voor het mkb, vindt dat het Belastingplan 2019 vooral weinig oog heeft voor het mkb. Bijvoorbeeld een maatregelen als het beperken van de verlaging van het vpb-tarief is zeker nadelig voor het mkb. De voorgestelde btw-verhoging van het lage tarief raakt consumenten direct in hun portemonnee.  Hieronder treft u een geselecteerd aantal punten uit het belastingplan aan:
  1. Invoering tweeschijvenstelsel in 2021
  2. Eigen Woning
  3. Afschaffen aftrek wegen geen of een geringe eigenwoningschuld
  4. Box 2: Aanmerkelijk belang
  5. Verhoging lage BTW tarief
  6. Modernisering kleine ondernemersregeling in de BTW
  7. Afschaffing dividendbelasting
  8. Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
  1. Invoering tweeschijvenstelsel in 2021 De inkomstenbelasting voor mensen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kent vanaf 2021 nog maar twee in plaats van vier belastingschijven. Het basistarief van 37,05% geldt dan tot een inkomen van € 68.507. Daarna geldt het toptarief van 49,5%. Door de vernieuwde tariefstructuur nemen de besteedbare inkomens in het basistarief toe, aangezien de belastingheffing bijna met 4% daalt. AOW-gerechtigden krijgen in het vernieuwde stelsel van 2021, net als nu, ook aangepaste tarieven van 19,15%, 37,05% en 49,5%. De huidige tarieven van 36,55%, 40,85% en 51,95% worden in 2019 aangepast naar 36,65%, 38,10% en 51,75%.
  2. Eigen Woning Sinds enige jaren wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd met 0,5% per jaar. Per 1 januari 2019 is de rente derhalve aftrekbaar tegen 49%. Vanaf 2020 wordt de afbouw versneld met 3% per jaar. In 2020 kan derhalve de hypotheekrente nog tegen 46% worden afgetrokken in de aangifte inkomstenbelasting. (let op: de bijtelling van het eigenwoningforfait wordt wel belast tegen het tabeltarief van max. 51,75%)
  3. Afschaffen aftrek wegen geen of een geringe eigenwoningschuld Als het eigenwoningforfait hoger is dan de aftrekbare kosten, dan geldt de “Wet Hillen” en wordt het eigenwoningforfait gelijk gesteld aan de aftrekbare kosten. Hierdoor kon het eigenwoningforfait nooit tot een belastbaar bedrag leiden. Vanaf 1-1-2019 wordt deze regeling met 3,33% per jaar afgebouwd.
  4. Box 2: Aanmerkelijk belang In het regeerakkoord is een verhoging van het tarief van box 2 van 25 naar 28,5% aangekondigd. Omdat in verband met de afschaffing van de dividendbelasting de tarieven in de vennootschapsbelasting minder dalen dan was aangekondigd, wordt de verhoging van het tarief in box 2 beperkt tot 26,9% met ingang van 2021. Daarop vooruitlopend wordt het tarief met ingang van 2020 verhoogd naar 26,25%.Verliesverrekening box 2 De voorwaartse verliesverrekening in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar.
  5. Verhoging lage BTW tarief Het lage BTW tarief gaat per 1-1-2019 omhoog naar 9% (was 6%). De verhoging heeft veel gevolgen voor particulieren, maar ook bedrijven moeten hiermee rekening houden bijvoorbeeld met het maken van offertes. Indien u geen of een beperkte aftrek van voorbelasting heeft, kunt u wellicht rekeningen vooruit voldoen in 2018 met een factuurdatum in 2018. U bespaart daar wellicht 3%  mee.
  6. Modernisering kleine ondernemersregeling in de BTW Indien u onder de huidige regelgeving minder dat EUR 1.883 BTW per jaar verschuldigd bent en u voert uw onderneming als eenmanszaak, vof of een andere ‘niet rechtspersoon’, kan hoeft u de BTW niet af te dragen. Vanaf 2020 wordt deze regeling vereenvoudigd, door alle ondernemers met een omzet van max. EUR 20.000 de keuze te geven om vrijgesteld te worden van BTW. De in rekening gebrachte BTW kan niet in aftrek worden gebracht en de ondernemers hoeven dan ook geen BTW in rekening te brengen aan hun afnemers. De regeling zal uitsluitend voor levering van goederen en het verrichten van diensten in Nederland gaan gelden (en niet bij verleggingsregelingen van toepassing zijn).Ondernemers die voor toepassing van de nieuwe KOR kiezen, hoeven geen btw-aangifte te doen en zijn vrijgesteld van administratieve verplichtingen met betrekking tot verrichte leveringen en diensten in Nederland. Wel gelden administratieve verplichtingen en kan de KOR-ondernemer btw-aangifte moeten doen als de heffing van btw naar hem is verlegd. Net als de huidige KOR geldt de nieuwe KOR alleen voor in Nederland gevestigde ondernemers of vaste inrichtingen. De nieuwe KOR geldt niet voor de levering van onroerende zaken die door de ondernemer in zijn bedrijf zijn gebruikt. Wanneer een ondernemer, die gebruik maakt van de nieuwe KOR in een kalenderjaar boven de omzetgrens uitkomt, voldoet hij niet meer aan de voorwaarden en is vanaf dat moment de vrijstelling niet meer van toepassing. Dat betekent dat de normale btw-regels gelden en dat de ondernemer verplicht is om btw-aangifte te doen. De keuze om de nieuwe KOR toe te passen geldt in beginsel voor onbepaalde tijd. De ondernemer kan de vrijstelling opzeggen nadat hij deze ten minste drie jaar heeft toegepast. Na opzegging duurt het drie jaar voordat de ondernemer in aanmerking komt voor hernieuwde toepassing van de vrijstelling. Een ondernemer die verwacht in 2020 de omzetgrens van € 20.000 niet te overschrijden en die de vrijstellingsregeling wil toepassen moet deze keuze meedelen op de door de inspecteur voorgeschreven wijze. Dat kan vanaf 1 juni 2019. Voor toepassing van de vrijstelling vanaf 1 januari 2020 moet de ondernemer zijn keuze uiterlijk op 20 november 2019 hebben gemeld.
  7. Afschaffing dividendbelasting Ondanks de vele ophef wordt de dividendbelasting per 1 januari 2020 afgeschaft. De voornaamste reden voor afschaffing is het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale bedrijven.  Invoering van een bronbelasting op dividenden moet er vanaf 1 januari 2020 voor zorgen dat belastingontwijking wordt voorkomen. Hierdoor zullen dividenduitkeringen binnen concernverband aan lichamen die in laagbelaste landen zijn gevestigd worden belast. Hetzelfde geldt bij misbruik.
  8. VennootschapsbelastingTarieven Het tarief in de vennootschapsbelasting gaat stapsgewijs omlaag naar 16% voor winsten tot en met € 200.000 en naar 22,25% voor winsten vanaf € 200.000 in 2021. In 2019 gaan de tarieven naar 19% en 24,3%, in 2020 naar 17,5% en 23,9% en in 2021 naar 16% en 22,25%. In het regeerakkoord was nog aangekondigd dat het tarief in de tweede schijf zou dalen naar 21% in 2021. Verliesverrekening Verliezen in de vennootschapsbelasting kunnen worden verrekend met de winst van het voorgaande jaar en met de winsten van negen volgende jaren. De voorwaartse verliesverrekening wordt beperkt tot zes jaar. Dit geldt voor verliezen die zijn geleden in 2019 en in de jaren daarna. Voor verliezen van de jaren tot en met 2018 blijft de negenjaarstermijn gelden. Beperking afschrijving gebouwen De afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting is nu nog mogelijk tot 50% van de WOZ-waarde. Vanaf 2019 is afschrijving alleen nog mogelijk als de boekwaarde van het gebouw hoger is dan 100% van de WOZ-waarde. Het onderscheid tussen gebouwen in eigen gebruik en verhuurde gebouwen vervalt daardoor.
lbouwer